top of page

Stappenplan storytelling in de klas
 

Nu je al heel wat achtergrondinfo hebt over wat storytelling nu juist is, wat je ermee kan doen, waarom je het zou gebruiken,… Hebben we een kort en duidelijk een stappenplan voor jullie opgesteld om storytelling in de klas te brengen. Als je deze 9 stappen volgt, zijn we er zeker van dat je storytellingactiviteit een groot succes wordt.

​

  1. Leeftijd van je kleuters.

 

Als eerste stap is het belangrijk om te bepalen bij welke leeftijdsgroep je de activiteit wilt doen. Zo spreekt het voor zich dat een activiteit voor de oudste kleuters veel meer diepgang gaat hebben, dan een storytelling activiteit bij de jongste kleuters. Vandaar moet je bij de rest van de voorbereiding de leeftijdsgroep in je achterhoofd houden en je verhaal of materiaal hier aan aanpassen.

Zo moet je er op letten dat bij de jongste kleuters alles heel duidelijk, groot en overzichtelijk is. Bij de oudste kleuters mag je met veel details werken en mag je ze dieper laten nadenken.

 

Bijvoorbeeld: Ik wil storytelling doen met de oudste kleuters. Mijn kleuters zijn wel snugger dus wat uitdaging kan geen kwaad. Het thema is ‘in de zee’ en ik kan bij deze leeftijdsgroep moeilijkere woordenschat gebruiken zoals koraal, zeemeermin, schip, octopus,…

 

2. Wat wil ik bereiken met de activiteit ?

 

Vervolgens is het zinvol om na te denken wat je wil bereiken met je activiteit wat zijn met andere woorden je doelen. Kies je eerder voor de ontspannende functie, of wil je misschien aan taal werken, of is kennis over het thema in deze activiteit het belangrijkste,… Het is belangrijk dat je hier op voorhand over na gaat denken.

Je stelt een hoofddoel voor jezelf op en gaat hier dan op door. Je kan uiteraard aan verschillende doelen tegelijk werken maar je vertrekt altijd uit één doel.

Daarna ga je over naar de volgende stap.

 

Bijvoorbeeld: Ik wil wat werken aan de kennis die ze opdoen bij deze activiteit. Ik wil ze veel nieuwe woordenschat bijleren en ze interesse doen krijgen in het thema ‘In de zee’.

 

3. Welk thema?

​

De volgende logische stap is: rond welk thema wil je werken? Je kan elke storytelling activiteit aanpassen aan eender welk thema. Zo kan je bijvoorbeeld de ‘standaard’ kaartjes van de vertelschort vervangen met kaartjes die aansluiten bij jouw gekozen thema. Het kan ook zeker zijn dat je ‘themaloos’ gaat werken en dan kan je gewoon de ‘standaard’ materialen behouden.

 

Bijvoorbeeld: Ik ga werken rond het thema ‘in de zee’ en ga er dus voor zorgen dat ik mijn materiaal daar aan aanpas. Bij de vertelschort zijn al mijn personages dieren uit de zee, een zeemeermin en een kapitein komen ook aan bod. De kaartjes waar de verschillende plaatsen op staan, pas ik aan. Op de kaartjes staat dan bijvoorbeeld: tussen het koraal, in een boot, tussen een grote groep vissen, op de bodem van de zee,… De slechteriken worden ook aangepast aan het thema, zo komen er piraten, zeemonsters, haaien,… aan bod. En zo ga je door zodat alls mooi binnen je thema past.

​

4. Groepsvorming?

 

Als je de leeftijd en het thema hebt bepaald, ga je nu nadenken over de groepering. Wil je individueel met een kleuter werken, ga je liever met heel de klas aan de slag of kies je toch voor een kleine groep. Storytelling is zo veelzijdig dat al deze groepsvormen mogelijk zijn. Je moet er wel rekening mee houden dat als je klassikaal werkt, je de activiteit niet te langdradig mag maken. En als je veel diepgang wil creëren in je activiteit is het aangeraden om in kleine groep te werken (3 à 4 kleuters).

 

Bijvoorbeeld: Ik heb een grote klasgroep en met veel ‘haantje de voorstes’. Er zijn ook een 4 tal kleuters in mijn klas die wat extra uitdaging kunnen gebruiken. Ik beslis daarom om telkens met groepjes van 4 te werken zodat ik elke kleuter voldoende aandacht en ondersteuning kan geven die hij/ zij nodig heeft. Ik werk met een doorschuifsysteem zodat alle kleuters aan bod kunnen komen.

 

5. Welk hulpmiddel wil ik gebruiken?

 

Vervolgens ga je kiezen welk hulpmiddel je graag wil gebruiken voor je activiteit. Kies je voor de vertelschort, verteldobbelstenen, (hand)poppen of wil je toch liever met de vertelstenen werken. Wat zo leuk is aan storytelling is dat er geen strikte regels zijn en dat jezelf mag kiezen in welke techniek je deze keer zin hebt. Het is ook geen vereiste om een hulpmiddel te gebruiken. De keuze is helemaal aan jou!

 

Bijvoorbeeld: Ik wil graag eens werken met de vertelschort. Ik heb alle kaartjes aangepast naar het thema en heb ook mijn schort versierd in het thema ‘In de zee’. Ik hang overal kleine visjes op zodat de kleuters interesse krijgen in de activiteit. Dit is natuurlijk niet noodzakelijk want een schort met allemaal gekke zakjes zorgt automatisch voor veel interesse van de kleuters.

 

6. Hoe ziet mijn activiteit eruit?

Nu is het tijd om je activiteit grondig voor te bereiden. Voor beginnende leerkrachten raden we aan om dit in een lesvoorbereiding te gieten. Voor de ervaren kleuterleerkrachten is dit niet meer van toepassing, maar goed voorbereid zijn is een must. Zo zorg je dat jezelf veel vertrouwen hebt in de activiteit en dit ook uitstraalt naar je leerlingen. Wil je nog eens nalezen hoe je met de hulpmiddelen aan de slag gaat, neem dan zeker een kijkje op onze site.

​

Bijvoorbeeld: Ik heb mijn schort aan. Telkens mag een kleuter uit een zakje een kaartje halen. We beschrijven wat we zien en verzinnen er wat bij. Zoals: ooh dat is een zeemeermin! Wat zou haar naam zijn? Dan trekt een andere kleuter weer een ander kaartje en verzinnen we verder. Wauw tussen zoveel vissen! Wat zou ze daar doen? Zouden de visjes haar vrienden zijn? Zou ze hier wonen? … Zo komt er ook een slechterik in het verhaal. De kleuter trekt bijvoorbeeld een zeemonster. Wat is dat ? Zou die boos zijn? Is hij goed of slecht? Wat zou hij doen?... En zo ga je door tot je uit elk zakje een kaartje getrokken hebt en een mooi verhaal hebt gemaakt.

​

7. Materiaal maken.

​

In deze stap zorg je ervoor, dat je al je materiaal hebt. Moet je kaartjes vervangen in de vertelschort (zodat het bij het thema past), moet je nieuwe vertelstenen maken,… Kortom in deze stap pas je het ‘standaard’ materiaal aan, aan jouw activiteit.

 

Bijvoorbeeld: Ik heb een kookschort thuis. Ik naai er 5 washandjes op. In de washandjes steek ik kaartjes die ik zelf maak. Een washandje waar alle personages inzitten, een washandjes met alle plaatsen in, een washandje met alle slechteriken, een washandje met de hulpmiddelen voor het personage,…

 

8. Activiteit uitvoeren.

​

Deze stap spreekt voor zich. Je doet de activiteit bij je kleuters en je observeert heel goed tijdens deze activiteit, zodat je achteraf goed kan reflecteren op je gegeven activiteit. We hebben wel enkele tips die je helpen om de activiteit in goede banen te leiden:

  • Als de kinderen blijven vertellen, onderbreek hen even en herhaal wat ze verteld hebben. Zo weten ze waar je gebleven bent.

  • Als ze even ‘vast’ komen te zitten, stel dan een vraag over wat ze juist verteld hebben zodat ze wat dieper moeten nadenken over dat. Zo komen ze op nieuwe inzichten.

  • Laat de kinderen niet te samen vertellen, één voor één. Laat ze elkaar aanvullen, maar niet door elkaar babbelen.

  • Betrek de kinderen die wat ‘stiller’ zijn, vraag iets aan hen over wat zij denken.

  • Als er een stiller kind bij is, en die zegt iets. Complimenteer haar/hem, zodat die weet dat zijn bijdrage ook telt en het verschil maakt.

  • Als de kinderen klaar zijn met het vertellen van hun verhaal, vat jij als juf even kort samen wat ze verteld hebben. Zo horen de kinderen ook wat ze gemaakt hebben.

 

Bijvoorbeeld: Ik doe de activiteit met mijn vertelschort, telkens in een groepje van 4 kinderen.

 

9. Reflecteren op de activiteit.

​

Na je storytellingactiviteit is het heel belangrijk dat je gaat reflecteren. Zo kom je te weten: waar je nog aan moet werken, waar de kleuters nog aan moeten werken, waar de interesses lagen, wat je zeker nog een keertje moet doen,…

 

Bijvoorbeeld: De activiteit was een groot succes, de kinderen waren zeker uitgedaagd. Ze waren meteen heel benieuwd waarom ik die gekke schort aanhad en zagen meteen dat er vissen op hingen. De kaartjes trekken verliep super vlot en de kleuters gaven heel veel antwoorden. Tegen het einde toe werden ze zo enthousiast dat het verzinnen van het verhaal vanzelf verliep.

Ik heb wel gemerkt dat 4 misschien wat weinig was. Ik heb een hele grote klas en nu hebben een aantal kleuters de activiteit niet kunnen doen. In het vervolg werk ik met 6 kleuters, ik heb ondervonden dat dat evengoed gaat en dat ik met dat aantal elke kleuter nog steeds veel aandacht kan geven en dat elke kleuter kans krijgt om inbreng te geven.

​

Zo in deze 9 stappen word jij een geboren storyteller. Heel veel succes en geniet van de verrijking die storytelling met zich mee brengt.

​

​

​

bottom of page